Sunday, January 14, 2007

Reisverhaal: Petrozavodsk




Een reis naar ПЕТРОЗАВОДСК (Petrozavodsk) en КИШИ (Kishi)


september 2006



St. Petersburg – Petrozavodsk

Op perron 2 van station Ladoshkaya staat de trein naar Murmansk gereed. De lange trein, met bij iedere wagon een conductrice, keurig in uniform, heeft iets ouderwets. Wij zijn gewend geraakt aan electronische incheckbalies en hightech vliegvelden. Hier wordt naar je kaartje gekeken en een blik geworpen in het paspoort, want reizen is niet zo vrijblijvend in dit land. Maar, deze bureaucratie werkt verbluffend goed. Nog nooit klopte er iets niet. Wagon 12, plaats 19…. Ook nu weer, mijn plekje ligt er keurig bij. Opgerold beddengoed en een flesje water. En onder de bank een goed af te sluiten ruimte voor de koffer.

Geleidelijk aan komen de andere passagiers binnen. De twee bovenkooien zullen worden bezet door twee Japanse meisjes. Ze blijken ook onderweg te zijn naar Kishi, mijn eindbestemming. Als ze even naar boven klimmen om hun plekjes te verkennen zijn het net vogeltjes. Een van hen spreekt vloeiend Russisch. Ze zullen direct uit de trein naar Kishi reizen, en ’s avonds weer terug gaan naar St. Petersburg. Ze zijn alleen even beleefd om te vragen of WIJ niet in de bovenkooien willen. Als dat niet het geval blijkt te zijn verliezen ze alle interesse in ons. Kennelijk reizen ze in een groep van ongeveer 8 personen. Hoe kan het ook anders. Maar, twee reizen met de nachttrein spaart ook twee hotelovernachtingen uit.

De andere benedenkooi wordt ingenomen door Julia. Een norse, zware man deponeert haar bagage in de coupé en verdwijnt. Julia is een klein, sierlijk vrouwtje, en spreekt voortreffelijk Engels. Ze is biologe en op weg naar huis in Petrozavodsk. Ze heeft het typische uiterlijk van de noordelijke Russin. Blond, breed gezicht maar nog jong genoeg om aantrekkelijk te zijn. Als biologe doet ze onderzoek naar de effecten van vervuiling op de visstand. Als ik voorzichtig suggereer dat er veel vervuiling IS, komt het typisch Russisch antwoord. Misschien wel, maar het noorden is ZO uitstrekt, er is nog veel ongerepte natuur die NIET vervuild is…

Ze was, op reis terug van een conferentie over dit onderwerp in Mexico City – of all places – in Amsterdam geweest. Ze was verbaasd hoe klein alles daar was. Later, reizende door Karelië, kon ik me daar wel wat bij voorstellen.
De afstanden hier zijn groot, de uitgestrektheid maakt bijna elke vergelijking met Nederland onmogelijk.

De trein vertrekt, zoals altijd hier, precies op tijd. Er zit iets droevigs in de manier waarop hij heel langzaam in beweging komt, en, geleidelijk vaart meerderend, zijn cadans probeert te vinden met het stoten op de rails. Buiten is het donker, het is 11 uur ’s avonds, en al snel maken de lichten van de stad plaats voor duisternis. De reizigers lopen nog wat heen en weer door wat de komende 10 uur hun thuis zal zijn. De Japanse meisjes beginnen meegebracht eten uit te pakken, en Julia en ik maken even plaats aan het tafeltje in de coupé. De conductrice brengt thee, in een glazen beker in een bijzonder sierlijke bekerhouder. De 9 Roebel die ze vraagt betekenen 30 cent…..

Als de trein zijn cadans heeft gevonden, de Japanse meisjes de resten van hun etenswaren hebben opgeborgen en in de bovenste kooien zijn gekropen, pak ik mijn boek en installeer mij voor een paar uur lekker lezen. John Updike “ Villages” als een trouwe metgezel. Slapen in de trein is niet mijn sterke kant, maar, even later vallen mijn ogen toch dicht, terwijl de trein zijn weg zoekt door de uitgestrekte bossen van Karelië.

In de gehele Russische literatuur komen zinnen voor zoals deze: “En Ivan Ivanovich begaf zich weer, voor de zomer, naar zijn landgoed te …..”. Weggedoken in mijn kussen, in de voortdenderende trein, kan ik niet nalaten te denken aan de velen die deze trajecten ooit aflegden in koetsen. Onbegaanbare wegen; modder in de zomer, sneeuw in de winter. Weken misschien wel hobbelen in een nauwe koets. Slapen in dorpsherbergen. Wachttijden bij veerponten over de vele rivieren die ik af en toe bespeur als de trein met een hol geluid over een brug raast. De uitgestrektheid van dit land heeft van invloed moeten zijn op het begrip tijd. Wanneer een reis, als alles goed gaat, twee weken duurt, is een uitloop van een dag niets en krijgt het begrip tijd een andere betekenis.

Als ’s ochtends de trein het station van Petrozavodsk nadert, word ik vriendelijk gewekt door Julia. “We zijn er!” Er wordt druk gelopen en met bagage gesleept. Even later sta ik op het lange perron van Petrozavodsk. De treinen die deze lange ritten maken zijn lang, en dus reikt het lage perron aan weerszijden tot ver buiten het station. Overal staan groepjes mensen, die zich vormen om aangekomen vrienden of familie, en zich even later druk pratend in beweging zetten. De Japanse meisjes groeperen zich in een peloton en benen weg. Het is zeven uur, en het is nat en kil. Eerste zaak is een bagage depot te vinden. Om mèt bagage naar een hotel te zoeken is ook niet alles. Er hangen wat bordjes met o.a. het woord bagage erop, maar alles zit dicht. Tenslotte begrijpt een wat oudere dame waarom ik loop te zoeken, en wijst mij de weg. Een steile trap, een minuskuul loketje met een stuurse vrouw erachter, en een aantal bagagekluizen. 40 Roebel en een rugzak lichter sta ik even later op het stationsplein van Petrozavodsk.
De hoofdstraat van de stad heet Prospekt Lenina (dus de Avenue VAN Lenin) … Ik denk eraan dat deze stad een berucht verbanningoord was in de dagen van de Tsaren en later de communisten. Mensen die in St. Petersburg teveel in de gaten liepen werden hierheen verbannen om wat af te koelen. Zij hebben door dezelfde straat gelopen. Weg van het station, in de richting van het meer en van de oneindige toendra’s daarachter, en meestal hun dood. Het is druk op straat. Men is op weg naar het werk. Donkere wolken hangen dicht boven de gebouwen. De straat is glimmend nat van een recente bui. Ik zie in de gids dat hotel Severnaya (het Noorden) een eindje verderop is, daar waar Prospekt Marxa begint. Ik had gebeld vanuit St. Petersburg, maar alles was vol. De ervaring leert dat men niet gaarne reserveert op basis van een telefoontje, en het blijkt even later dan ook dat men een kamer vrij heeft.

Het hotel is typisch oude Soviet stijl. In de hal maakt een grote marmeren trap indruk, maar gaat eigenlijk nergens naartoe. De onvermijdelijke breedgeschouderde veiligheidsman in het donkere pak aan het begin van de gang verveelt zich nu al. De receptie is vriendelijk, en men spreekt engels. Het ontbijtzaaltje, een nette cafetaria-achtige ruimte is weggefrommeld aan het eind van een statige gang op de eerste verdieping (2e verdieping dus in Rusland). Na de treinreis is een echt ontbijt welkom. De thee wordt zoals bijna overal geserveerd in een glazen beker. Heet en fris met citroen erbij. Ik zie dat enkele anderen een soort pap zitten te eten, en bestel die ook. КАША betekent slechts “pap” maar het is niet erg duidelijk wàt voor pap. Een flinke klont boter erin met wat suiker maakt hem toch smakelijk. Wat brood en kaas erbij. De jonge serveerstertjes in strakke rokjes en bloesjes lopen af en aan, en zijn vriendelijk. Het publiek is gemengd. Omdat hotel Severnaya midden in de stad is zie ik ook de nodige zakenlieden, en een enkel ouder echtpaar.

Even later loop ik op mijn gemakje door de stad. De Perestroika (= reconstruction) heeft misschien het leven van de mensen ingrijpend veranderd, maar in deze verre stad de horizon ongemoeid gelaten. Voorbij het hotel ligt een klein plantsoen, en daarachter het grote, verlaten Ploshad Lenina (Lenin Plein). Een massieve betonnen Lenin leunt in zijn bekende overtuigende pose naar voren, en brengt zijn woordeloze en achterhaalde boodschap over aan een paar oude vrouwtjes, die gestoken in oranje straatwerkersvesten met trage zwiepen de weinige bladeren die al gevallen zijn wegvegen. Het plein is groot. Een enkele auto komt voorbij. De gebouwen om het plein hebben menselijke afmetingen, van voor de revolutie. Deze lage gebouwen, in een halve cirkel gebouwd, deden dienst als regeringsgebouwen voor de deelstaat Karelie. In één ervan is nu het Museum van Plaatselijke Studies gevestigd; een must voor de bezoeker natuurlijk.

In het museum wordt je – zoals overal in Russische musea – behoedzaam van vertrek tot vertrek doorgegeven door de surveillerende babushka’s. Even relaxen of tegen de stroom ingaan is er niet bij. Er is aandacht besteed aan het authentiek weergeven van oude hutten en kampplaatsen van de oorspronkelijke bewoners. Eén vertrek is gewijd aan de epos Karevala, een ontstaansgeschiedenis van de mensheid, Finse en Karelische stijl. Onduidelijke, spookachtige figuren sieren de wanden – er is steen, en riet, en hier en daar kopieën van de rotstekeningen die in het Noorden van het Onega meer zijn gevonden. De surveillante, een wat jongere vrouw met slordige haren en een wilde blik, draagt bij aan het spookachtige van deze plaats. Alsof er, lange tijd na dato, uit de kolkende zee nog een mens is ontstaan die nog wat af te rekenen heeft met de nú bestaande mensen, al dan niet met ANWB Reisverzekering.

Verdere vertrekken zijn prozaïscher. De aanleg van de spoorlijn naar Murmansk, begin 1900 heeft een voorname plaats. Vele foto’s van groepen mannen die met ernstige gezichten bijeenstaan voor spoorbruggen, stapels hout en rots en materiaal. De inspanning laat zich raden. Ruw terrein, de permafrost onder de oppervlakte verandert ’s zomers alles in één groot moeras. En in de winter zijn temperaturen van 30 graden onder nul hier heel normaal. In een hal hangt een portret van een van de gouverneurs van Karelië. Een rustig, voornaam gezicht. Aleksander Shidlovskij 1863 – 1943. Slachtoffer van Stalin, 1930 naar Kazachstan verbannen en daar gestorven. Postuum gerehabiliteerd. Een korte zin, maar welke tragiek! Ik lees dat Shidlovski een prachtige carrière in dienst van Karelië had opgebouwd, industrie had aangetrokken, nederzettingen gesticht, en een belangrijke voorstander en bouwer van de spoorlijn was. Maar, Stalin hield niet zo van constructieve mensen…..

Over de aanleg van het beruchte Witte Zee kanaal kom ik in dit museum weinig te weten. Kennelijk past dit verhaal nu even niet in het beeld dat men wenst te schetsen. Rusland is nog steeds selectief met zijn herinneringen. In de jaren 20 van de vorige eeuw hebben honderdduizenden dwangarbeiders aan dit project gewerkt, waarvan er velen zijn bezweken. Het Projekt Belomorkan was een paradepaardje van Stalin persoonlijk, en moest St. Petersburg verbinden met de Witte Zee . Aan het eind van de jaren 20 was het in het Westen algemeen bekend geworden, dat de Sovjet Unie grote aantallen gevangen gebruikte als slaven in met name de productie van houtprodukten. Minder uit menselijke solidariteit, maar meer uit zorg om hun markten te beschermen, ontstond er in de Verenigde Staten een roep om een boycot van die houtprodukten. Het regime probeerde het tij te keren door de dwangarbeiders aan het kanaal te laten werken, en door het organiseren van show-visites in de kampen voor houtproduktie. Kampen die op de nominatie stonden bezocht te worden door buitenlandse waarnemers werden – soms op zeer korte termijn – omgebouwd tot model werkplaatsen en nederzettingen. De gevangenen werden soms zonder enige voorbereiding afgemarcheerd het bos in, en vervangen door kulakken die slechts marginaal beter af waren dan de dwangarbeiders. De Finse zakenman Kitchin, die vier jaren in de Gulag doorbracht, beschreef dat kort voor de aankomst van een buitenlandse delegatie,

….een gecodeerd telegram werd ontvangen van het hoofdkantoor in Moskou, met de opdracht het kamp binnen drie dagen totaal op te heffen. En het op zo’n manier te doen dat er geen spoor van zou overblijven…. Telegrammen werden verstuurd naar al de werkstations om binnen vierentwintig uur alle activiteiten te stoppen, de gevangen bijeen te brengen in evacuatie centra, om alle sporen van de strafkampen te doen verdwijnen, zoals prikkeldraadomheinigen, wachttorens en borden, om al de officials in burgerkleding te steken, en de bewakers hun wapens te laten afgeven. Dan moest er gewacht worden op verdere instructies.

Kitchin, samen met duizenden andere gevangenen, werd afgemarcheerd naar het bos waar geen enkele voorziening was getroffen. Hij gelooft dat er in deze en enkele andere evacuaties die paar dagen meer dan 1300 gevangenen omkwamen.

In het museum is een aparte zaal gewijd aan de Kanonnenfabriek Charles Gascoigne. Er staat een werkend model van een door water aangedreven meervoudige draaibank voor het uitboren van kanonnen.
In deze wildernis, in de 18e eeuw, hadden een scherp brein en hard werken iets bijzonders gepresteerd…..

Charles Gascoigne (1738 - 1806) was een Brits industrieel uit het begin van de industriële revolutie. Hij was door zijn huwelijk, partner in de Carron Company Ironworks geworden. Hij was geboren in Engeland, maar groeide op in Schotland. Charles studeerde af in techniek en scheikunde. In 1765, zes jaren na de oprichting van de Carron Company Ironworks, kwam Charles Gascoigne voor het bedrijf te werken, en vier jaar later nam hij de bedrijfsvoering over van William Cadell Jr, zoon van een van de oprichters. Op dat moment leverde het bedrijf o.a. kanonnen aan de Royal Navy. Door de slechte kwaliteit van het gebruikte staal werd een hoog percentage van deze kanonnen afgekeurd, en zelfs tijdens het gebruik waren deze vaak gevaarlijker voor de schutters dan voor de tegenstanders. Charles schijnt persoonlijk veel aan de techniek van het gieten van de kanonnen te hebben verbeterd, maar de marine bleef ontevreden en in 1773 werd het contract zelfs geheel geannuleerd.
Gascoigne bleef toch doorgaan met het zoeken naar oplossingen. Uiteindelijk kwam het bij hem op een idee van Generaal Robert Melville uit te werken, voor een korter kanon met lage loop-snelheid. Tot nu toe waren de kanonnen van het type “long-gun”. De nieuwe kanonnen, de Caronnades zoals ze genoemd werden, hadden een korter bereik, maar de toenmalige taktiek van de zeegevechten vroeg niet om een groot bereik. Een “broadside”, een volle laag met alle kanonnen tegelijk, van dichtbij, werd effectiever doordat er, door het lagere gewicht, meer van de nieuwe kanonnen per schip geplaatst konden worden. De Navy was opgetogen, en de zeelieden gaven het nieuwe kanon de bijnaam “The Smasher”. Deze kanonnen zouden zelfs aan de pas ontstane V.S. geleverd worden, en in de oorlog van 1812 tegen de Engelse marine gebruikt worden.
Voordat het succes van de Carronnades echter de resultaten van het bedrijf aanmerkelijk begon te verbeteren, waren er spanningen ontstaan tussen Gascoigne en zijn schoonvader. Intussen was er in de jaren ‘70 en ‘80 van die eeuw een programma voor militaire hulp aan het Russische Keizerrijk opgestart. Zo werd er een door de Carron Company gebouwde stoommachine geleverd aan Charles Knowles, die toen voor de Russen werkte. De machine werd geleverd in 1774, samen met aan aantal werkers van de Carron fabrieken.
In 1784, bestelde admiraal Samuel Greig, de Schotse admiraal die Knowles had opgevolgd, en nu de Russische Marine leidde, een groot aantal kanonnen bij Carron. Intussen roken de Engelsen onraad, maar ondanks de tegenwerking slaagde Gascoigne erin niet alleen kanonnen, maar ook machines, en vakkundige werklui te leveren. Hiertoe zal hebben bijgedragen dat Gascoigne persoonlijk nagenoeg failliet was, en dus wel voelde voor de “expat’ job in een wereldstad als St. Petersburg. In Mei 1786 reisde hij naar Kronstadt met enige naaste medewerkers, om de Aleksandrovsky ijzergieterij aldaar te verbeteren. Later verhuisde hij naar Petrozavodsk, om daar de reeds bestaande wapenfabrieken uit te bouwen een efficiënter te maken. Uiteindelijk vestigde hij zich in deze stad.
Hij zou tot zijn dood in 1806 in Rusland blijven. Hij wordt beschouwd als de stichter van de industriestad Lugansk (in het Don bassin in Z.O. Ukraine). Een standbeeld daar herinnert aan een bijzondere man met een bijzonder leven.
En zo vind ik, in een stoffige zaal, in een uithoek van Europa, het verhaal van zo’n uitzonderlijke levensloop. In een tijd dat er nauwelijks wegen waren, dat deze grote afstanden moesten worden overbrugd in hotsende koetsen, ging men er op uit. Een telefoontje “naar huis” bestond niet.. De enige medische oplossing was “ gezond blijven” in een streek waar voedsel op zichzelf al schaars was… Zoals zoveel beelden tijdens een reis als deze je opnieuw doen beseffen op welk wankel topje van “ Bien Etre” wij ons bevinden.
Na het interessante bezoek aan het museum besluit ik – voor de volgende morgen alvast – een kijkje te nemen bij de afvaartplaats van de boten naar Kishi.
Marxa Prospekt is een brede straat. Links staan er statige gebouwen die aan St. Petersburg doen denken. Vaak is niet te zien dat het vooral om winkels gaat. Een kleine deur geeft toegang tot een grote boekenwinkel, of een supermarkt. Er is nauwelijks een opschrift. In eerdere tijden kon men de winkels herkennen aan de rijen die voor de door stonden, vertrouwde een Rus mij toe.
Aan de andere kant van de brede Prospekt loopt de grond af naar het begroeide dal van de Lososinka Rivier. De bomen worden al geel. Het is nat en koud en winderig. Op straat weinig auto’s. Op het brede trottoir lopen veel mensen die duidelijk ergens naar toe op weg zijn. Het valt op dat veel mensen hier klein en donker zijn.
Het voornaamste warenhuis van de stad ligt aan deze straat. Het is een soort V&D met vooral kleding. Grijs en zwart overheersen als tinten, maar het is natuurlijk het begin van de herfst. Ik koop een paraplu want de hemel wordt steeds dreigender. In het gebouw is een café gevestigd. Dat de Russische naam РАНДЕВУ “Rendez-Vous” betekent zou ik moeten weten….. Vroeg op de dag kan er al koffie gedronken worden en hangen er al wat jonge mensen rond, studenten zo te zien.
Aan het einde van Marxa, voorbij het theater dat van voren op een Griekse tempel en van achteren op een kantoorgebouw lijkt, begint de straat af te lopen naar het meer. Zoals vaak in Rusland is de oever gespaard gebleven. Geen dure flats en luxe appartementen met uitzicht op het meer, maar een breed park, waarin de nu heldergele berken zich scherp aftekenen. Het park wordt doorkruist met betonnen wandelpaden. Een oud vrouwtje, met een oranje wegwerkersvest over haar dikke kleren, veegt onverstoorbaar de steeds vallende bladeren bijeen. Achter het massieve gebouw dat de veerdiensten herbergt staat een blauw Ferris Wheel, midden in een wat schamele speeltuin, een beetje verloren aan de voorbije zomer te denken. Dichtgetimmerde kiosken geven aan dat dit in de warme zomermaanden een geliefde plek is. Het haventje bestaat uit een aantal betonnen pieren. Er liggen enkele massieve rivierboten van het soort dat ik ook in Kiev op de Dnjepro zag. Rivier cruises komen hier vanuit Moskou. Op de pieren, terugkijkend naar de oever zie ik in het zuiden een imposante overslaginstallatie voor erts. Peter de Grote stichtte deze stad als “ werkplaats” voor zijn in aanbouw zijnde St. Petersburg. IJzererts en graniet geven zogezegd een solide basis aan deze no-nonsense stad. Ook Charles Gascoigne moet dit hebben kunnen waarderen.
Het is intussen middag en ik vind een café, dat open blijkt te zijn. Enkele serveerstertjes zien van afstand dat ik buitenlander ben, en schieten weg. Even later komt er een goed uitziende dame mij een menukaart brengen. Ze spreekt vloeiend Engels en zegt pas te zijn “overgeplaatst”.
De kaart is uitgebreid. Je hoeft nergens van de honger om te komen.. Ik vraag om een kleine snack, en even later komt ze terug met twee heerlijke sandwiches met gerookte zalm. Tesamen met een groot glas goed bier kost deze goede lunch me nog geen 3 Euro. Met tranen in de ogen begin ik weer aan de wandeling, heuvel-op, naar de stad.

Op de hoek van Prospekt Marxa en Pushkinskaya Ulitsa wordt ik aangesproken door een jonge man, die een met grote letters bedrukt hesje draagt, en een nog lege vragenlijst in de hand heeft. Ik begrijp dat het om een politieke enquete gaat, maar kan nauwelijks ingaan op de vragen die hij mij stelt. Maar de jongen roept er met zijn mobieltje een collega bij, die redelijk Engels blijkt te spreken. Sergey Kostin is student bouwkunde, en komt uit het plaatsje Essoila, 150 km van Petrozavodsk. Bouwen is een goed vak, zegt hij, maar als je geld wilt verdienen moet je in de politiek!!

De streek van Petrozavodsk is recentelijk het toneel geweest van rassenrellen. Zoals overal in Rusland wordt de kleine handel – marktkooplui, eetstalletjes – overheerst door mensen uit het Zuiden, uit de Kaukasus. Je ziet hen op de stations met hun omvangrijke balen handelswaar. Kleine donkere mensen in goedkope leren jassen. Misschien vindt niet iedereen zichzelf gauw een “uebermensch”, maar een “ untermensch” is gauw gevonden voor de mensen die in de grauwe volkswijken, in betonnen dozen, een uitzichtloos bestaan leiden. En hier zijn de “untermenschen” dus de donkere mensen uit de Kaukasus, en de zwarte studenten uit Afrika. Zeer recent nog waren in Kondoroga, een stadje dichtbij, doden gevallen bij gevechten tussen Russen en “allochtonen” en volgens Sergei halen deze voorvallen meestal niet de kranten. De Afrikanen gaan zeker niet alleen over straat. Zij studeren en blijven in hun hostels – bronnen van frustratie en eindeloze heimwee naar de zon en hun eigen cultuur van warme “dichtbijheid”.

Sergei vertelt over zijn studie. Autocad lijkt hij niet te gebruiken. De nadruk schijnt te liggen op discipline en het vlekkeloos kopiëren van tekeningen. Het woord originaliteit, dat in Nederland evangelie lijkt te zijn, lijkt niet te bestaan. Een door Sergei gewaardeerde leraar lijkt fulltime bezig te zijn het in de hostels naar binnen smokkelen van Vodka tegen te gaan… Maar toch bespeur ik achterliggende zorg van deze jongelui een vak te leren, en een inkomen te hebben. Terug naar zijn dorp is geen optie, bestaan op de rand van de armoede ook niet. Als Sergei het heeft over Sotchi, het “ Marbella” van Rusland, aan de Zwarte Zee, komt er een weemoedige klank in zijn stem – als een non die droomt over Rome, en een bezoek aldaar na een leven van abstinentie…

Terug in het hotel boek ik een bezoek aan Kishi bij het kantoortje van Intourist. Heen en terug met de draagvleugelboot, plus de entree van het eiland zelf kost ongeveer 60 Euro. De oude bureaucratie heeft zijn status hier behouden, en deze simpele handeling vergt meerdere formulieren, waaronder een Agreement-order on rendering Agent Services (in het Engels) waarop de volgende referentie gegevens:

Agent: ZAO “Intourist-Petrozavodsk”
INN/KPP 1001011600/100101001
21 Lenin Str. Petrozavodsk, 185028
Republic of Karelia
Account No. 40702810800129008220
Petrozavodsk Branch of ZAO “Baltiisky bank”
Correponding account No. 3010180000000000752
BIK 048602752

Mevrouw Vera Soldatenkova, acting under Power of Attorney 9 of January 7, 2006 stelt dit document op, ik moet het ondertekenen, mijn naam, geboortedatum, paspoortnummer worden zorgvuldig vermeld, en dan moet ik doodleuk het bedrag van 2040 Roebels cash betalen.
De tickets, voor de boot en het eiland, waar het allemaal om ging, hebben het formaat van een kleine kassabon, en in durf bijna niet adem te halen uit angst dat ze wegwaaien. ’s Land’s wijs, ’s land’s eer……

’s Avonds drink ik een biertje in de Bar Neubrandenburg, tegenover het hotel, en als avondeten heb ik genoeg aan een paar pannenkoeken met rode caviaar. De bar zit vol. Grote groepen meestal jonge mensen zijn druk in gesprek, kennelijk niet gehinderd door oorverdovende Russische popmuziek.
De volgende dag vertrekt de draagvleugelboot naar Kishi om 9 uur. Om acht uur loop ik weer over de Marx Avenue. Het is nog half donker, want zwaar bewolkt. In een grote kiosk op het trottoir wordt een winkel opnieuw ingericht. Er brandt een fel licht binnen. Een timmerman zonder shirt, meet iets uit op de grond, Zij bovenlichaam is zo dichtbehaard dat het lijkt of hij een trui draagt. Op bijna iedere hoek van de straat staat wel zo’n kiosk. Men verkoopt er vooral drank. Bier, softdrinks, Coca Cola, Sprite, limonades en mineraal water met en zonder prik. En natuurlijk sigaretten. Een pakje kost nog geen Euro. Velen roken.
In het haventje ligt de draagvleugelboot klaar. Gedrongen en zichtbaar vol paardenkrachten. Enkele mensen staan al rokend te wachten op het vertrek. Een paar Japanners. Oude, kromme mensen, windjacks, tassen en rare hoedjes. Een gids die eruit ziet als een zeeman staat hen toe te spreken in wat ik hoor als vloeiend Japans. Er staan enkele Russen, zichtbaar toeristen met omvangrijke camera’s and leren petten op. Het interieur van de draagvleugelboot is verwaarloosd maar comfortabel. Precies op tijd beginnen de motoren te grommen, en even later scheren wij op de draagvleugels over het meer. Het is een uur varen naar Kishi. Er is niets te zien buiten, de gebogen ruiten van plexiglas zijn gekrast en laten weining zicht toe. Ik duik maar weer even in Updike’s boek. Zijn zorgvuldige beschrijvingen zijn als een vergrootglas voor de gewone dagelijkse dingen om ons heen. Voor hem, dus nu ook een beetje voor mij, wordt een stinkende, rammelende en walmende draagvleugelboot met teveel paardenkrachten op het Onega meer, een monster uit de Karevala epos dat zich in de grijze nevelen verzet tegen de op handen zijde schepping van de mensheid……
Ik ben ingedut, en als ik wakker wordt door de verandering in het motorgeluid, zie ik vaag door de gekraste ruiten een grijs gevaarte uit de ochtendnevel opdoemen. De kathedraal van Kishi!!!
In iedere reis komt het moment dat men het doel van de reis bereikt, en de werkelijkheid ijking op. De werkelijkhied zich over het gevormde beeld legt. Gewoonlijk is dat beeld, gevormd door foto’s uit glimmende publicaties, geïdealiseerd. Er worden geen mislukte foto’s in boeken afgedrukt. Beroepsfotografen kunnen wachten op het juiste moment om hun foto te maken, en kiezen de beste uit de vele, die zij maken. Vaak kiezen zij dan die in overeenstemming is met hun emotie, welke die ook is. Avondlicht kan zich ontfermen over harde lijnen en vormen, zoals make-up over een vermoeid gelaat. De eerste eigen waarneming is altijd anders. Omdat die ook subjectief is. De beroemde houten kathedraal staat nu ineens voor me. Grauw, op een kale oever, in een verlaten landschap, met laaghangende wolken. Het is koud en ik word net wakker in een rammelende boot. Pas later kan ik deze bruuske waarneming plaatsen in de context van dit land, en dit landschap. Karelië is hard. Het is het alles overheersende kenmerk van dit land, dat niet verdwijnt, ook niet als het zonlicht op gele berkenbladeren voor korte tijd een gordijn van kleur voor het achterliggende decor schuift. Karelië is basic. De altijd lage horizon houdt het graniet, het water en de strakke bossen in toom, om daarboven de grote ruime hemel te laten domineren. Bijgevolg is alles wat de mensen maken, en zijn ook de mensen zelf, ondergeschikt aan deze harde natuur.
Even later loop ik over de aanlegsteiger richting ingang van het museum eiland. De onvermijdelijke souvenirwinkeltjes schurken zich om de betonnen steiger. Een groep Japanners in hun 60-plussers actieve vrijetijdskleding schuifelt compact vooruit. Hun typische loophouding, halzen uitgestrekt naar voren, kantelend op te korte beentjes, roept beelden op van rijstvelden, en het vanuit de heupen naar voren buigen om de plantjes een voor een in de modder te steken.
Eenmaal op het eiland, dat zo drassig is dat de looppaden als verhoogde plankiers zijn uitgevoerd, maakt de hardheid van het landschap, die mij daareven zo overviel, plaats voor een trage liefelijkheid. Het water van het meer, van het eiland af gezien, krijgt een zweem van blauw. Zacht bewegend riet verbergt de stenen langs de oever en kleurverschillen in de lage begroeiing verdrijven de gevoelde grauwheid. Het is druk bij de ingang. Het plankier gaat over in een verhard pad. De Japanners zijn vooruit gelopen, en er voor terug krijg ik een grote groep Duitse toeristen die de excursie achter de rug hebben en zich naar hun hotelschip begeven dat in het kleine haventje ligt afgemeerd. Zestigers en ouder, enkelen moeilijk lopend. Allen individuen met levens achter de rug, waaronder oorlog en vernedering, Wirtschaftswunder en welstand, maar hier, zoals overal ter wereld, als groep vreemd uniform. Flarden gesprek in het voorbijgaan. “… das hatten wir doch schon in Moskau gesehen …” Camera’s en heuptassen, windjacks en wandelstokken, witte haren en bruine gezichten. Een zware man met één been – ligt andere nog in de buurt van Kursk of Arromanches ? - kantelt zich vooruit. ….. Wat hier loopt vergt een lange en voortdurende investering van gezondheidszorg. Het krakende venster wordt met alle macht opengehouden door wat hier wandelt. De plaatselijke bevolking – er staat een groep jonge mannen te werken aan een rij op maat gezaagde boomstammen – zien deze groep aan zich voorbij trekken. De gezichten uitdrukkingsloos. Hun opa’s en oma’s zitten thuis met een pensioen van 60 Euro in de maand, hebben geen tanden en een kapotte heup komt nooit meer goed.
Even later ben ik alleen. De Japanners zijn vooruit gesneld, de Duitsers verdwenen naar hun schip, en de enkeling, zoals ik, is aan zijn lot overgelaten. Tijd ook om de omgeving te verkennen.
Het eiland Kishi (КИШИ ОСТРОВ) is sinds de prehistorie een plaats van rituelen en godsdienst. Vanaf de 12e Eeuw worden er kerken en een klooster gemeld maar die zijn niet bewaard gebleven. Deze streek was ooit dichtbevolkt. Er werden voortdurend oorlogen gevoerd tussen Russen, Finnen en Zweden om het bezit ervan. De stad Novgorod, die in de 12e eeuw een centrum was van handel en cultuur, breidde zijn invloed uit tot aan de Witte Zee, en moedigde kolonisatie van deze gebieden aan. Huiden, honing en hout waren belangrijke produkten eden aan. ntrum was van handel en cultuur, breidde zijn invloed uit tot aan de witte zee, en moedigde koloniosatie van deze gebvoor de Europese markt. Novogorod, als Hanze stad, leverde die markt en had toelevering nodig. De Zweden bleven aanspraken houden op deze gebieden, maar werden, tesamen met Teutoonse Ridders uit het Baltische gebied, in 1240 beslissend verslagen door Alexander Nevsky, een prins uit Novgorod. Maar het was pas Peter de Grote, die de streek definitief onder controle kreeg, ondermeer door de stichting van het strategische St. Peterburg in 1703.
Novgorod, dat als enige belangrijke Russische stad ontkwam aan de vernietiging door de Mongolen in de 13e eeuw, werd in 1477 aangevallen en grotendeels vernield door Ivan III van Moscow, waarna Ivan de Verschrikkelijke bijna een eeuw later het werk afmaakte door tienduizenden bewoners, waaronder de gehele elite, om te brengen. Deze gebeurtenissen hebben in belangrijke mate de richting bepaald van de Russische geschiedenis. Novgorod was georiënteerd op het Westen, kende een volksvertegenwoordiging en gold als een centrum van handel, wetenschap en verlichting. Moskou daarentegen was Oosters, een feodale macht gebaseerd op oorlog en verovering, en daarbij tweehonderd jaar lang onderschikt aan de Tataren van de Gouden Horde, het Khanaat dat Kazan als hoodstad had. De vernietiging van Novgorod sloot de deur naar het Westen en doofde het licht, en pas Peter de Grote slaagde erin, ruim twee eeuwen later, het gezicht van Rusland weer naar het Westen te draaien.
In Novgorod, was tijdens de gouden dagen, in de tweede helft van de 10e eeuw, de houten kathedraal van de heilige Sophia de Grote gebouwd. Deze kathedraal heeft de vernielingen door Ivan III niet overleefd, maar bleef voortbestaan in de overlevering en de harten van de gelovigen, als een mythische belichaming van de verloren gegane materiële en geestelijke rijkdom van Novgorod. Nadat Peter de Grote Karelië definitief had veilig gesteld, kwam de roep om een symbool weer tot leven, en het was in Kishi dat die roep zijn uiting vond. Meester timmerman Nestor nam het op zich de glorie van Novgorod te herstellen. De overlevering wil dat hij, toen de laatste klap met de bijl gegeven was, hij die in het Onaga meer wierp en uitriep: “De wereld heeft nog nooit zoiets gezien, en zal ook nooit meer zoiets gebouwd zien worden.
De kathedraal van de Transfiguratie in Kishi bestaat uit een centrale achthoek, die gebouwd is op een Grieks kruis. Daarboven verheffen zich nog eens twee achthoeken, die tenslotte de grootste van de tweeëntwintig uivormige daken dragen. Daaronder hebben de dakkapellen van elk van de vier verdiepingen het traditionele granaat-vormige uiterlijk van een Botsjka *). Een van de vernieuwingen van Nestor was dat elk granaat-vormig dak weer een uivormige koepel draagt. Doordat de dakspanen, die de koepels bedekken, gemaakt zijn van zilveresp, lijken de koepels los te zweven van de donkere dennenstammen, als de vlammen boven de kaarsen die zij verondersteld zijn voor te stellen. De op zichzelf primitieve blokbouw leende zich bij uitstek voor deze bouw, zelfs voor de ronde koepels. Men begon met een achthoekige basis, en legde telkens een iets grote versie op de vorige. Nadat de grootste dikte was bereikt, ging men weer naar kleinere achthoeken. Tenslotte werd met de bijl de ronde vorm zoveel mogelijk benaderd.
*) Ton
De kathedraal staat in een Pogost, een omheining waarbinnen meerdere gebouwen en een kerkhof bescherming vinden. Hierbinnen bevindt zich ook de kerk van de Voorspraak, die met zijn negen uiendaken op een lage piramide een visueel contrast vormt met de grote kathedraal ernaast. Dit kleinere gebouw, met zijn lagere plafond, was ook beter warm te houden tijdens de ijzige Karelische winters.
Ik loop rond in de pogost, die op dit moment verlaten is. De grote kathedraal is niet toegankelijk, de kleinere kerk ernaast wel. Binnen valt de eenvoud van de constructie extra op. De grijs verweerde houten wanden en vloeren geven diepte aan de kleurige ikonen, die in de Orthodoxe rituelen hun eigen functie hebben. Het is niet moeilijk zich de eeuwen van simpele aanbidding voor te stellen. Mensen uit deze barre streken, te voet of met sleden vaak na een lange tocht hier aangekomen, biddend om soelaas te vinden voor hun noden en angsten. De stilte en het gedempte licht dragen bij tot een onmiskenbare spirituele atmosfeer.
In recentere tijden zijn meerdere houten gebouwen uit de omgeving naar Kishi overgebracht. Enige imposante boerenwoningen zijn te bezichtigen, met oorspronkelijke inrichting en gebruiksvoorwerpen. Opvallend is dat alle werktuigen, boten inbegrepen, via een sleephelling naar zolder gebracht kunnen worden. In de koude winters kon zo alles beschermd en bewaakt worden. Vrijwel alle gebruiksvoorwerpen zijn uit berkenhout vervaardigd. Geen wonder dat deze veelzijdige houtsoort nog steeds geldt als het nationale symbool van Rusland, en het nog steeds verboden is voorwerpen uit ruw berkenhout uit te voeren. Interessant zijn de zware vormen, waarin verhit berkenhout in allerlei gewenste vormen gebogen wordt. Wellicht eeuwen vóór Thonetz hiervoor een begrip werd.
Dicht bij de woningen, aan de waterkant, staan de banya’s. Kleine gebouwtjes met de Russische variant van de sauna. De ingangen zijn klein. Er is nauwelijks plaats om zich aan- of uit te kleden. Wandelde men met -40 hier naartoe? Ik stel mij voor dat hier de met berenbont gevoerde badjas is uitgevonden.
Het eiland Kishi is slechts een paar kilometer groot. De grond is zowel rotsachtig als drassig, en ik zie slechts één klein akkertje zonder begroeiing. De moeite waard is ook de kerk van de wederopstanding van Lazarus, wellicht het oudste nog bestaande houten gebouw in Rusland, daterend van ca. 1390. Kan wel zijn, maar er is aan alle kanten aan gerestaureerd, de nieuwe stammen en planken zichtbaar afstekend tegen te verweerde resten van het oorspronkelijke gebouw.
Intussen is het weer beter geworden. Er zijn stukken blauwe lucht te zien. Het meer krijgt een heldere kleur en windstrepen. De zon schijnt op de gele berken, en het geheel krijgt een vredige uitstraling. Ik loop in een grote lus om de pogost weer terug richting uitgang en aanlegsteiger. De draagvleugelboot gaat aan het begin van de middag weer terug naar Petrozavodsk. Intussen is een grote groep mannen aan de slag gegaan de betonnen aanlegsteiger te voorzien van rode tegeltjes. Een enkeling past en meet. De rest staat eromheen, rookt sigaretten en loopt af en toe met een tegeltje in de hand heen en weer. Hoewel het lichter en zonniger is dan vroeger op de dag, is het koud geworden. Enige van de stalletjes die softdrinks en bier verkopen hebben een plastic voortent, en de mensen die op de boot wachten schuilen bijeen. De Japanners zijn ook weer opgedoken, en laten hun camera’s afkoelen. Een enkeling laat trots een zojuist gekocht souvenir zien. Kleine modelletjes van de kathedraal. Ik vraag mij af of die onbeschadigd in Tokyo of Osaka zullen aankomen.
Een later rammelen wij weer het haventje uit, en op het moment dat de boot zich grommend verheft op zijn draagvleugels, zie ik de nu vertrouwde vorm van de kathedraal voor de laatste keer. Een lange reis voor een kort bezoek, maar een ervaring rijker pak ik mijn John Updike weer op voor de lawaaierige tocht naar Petrozavodsk.
Terug in Petrozavodsk besluit ik door een buitenwijk naar de Aleksander Nevski kathedraal te wandelen. Ik verlaat de nu vertrouwde Prospekt Marxa, steek de rivier de Lososinka over en bevind mij meteen in een buitenwijk. Het is vrij druk op straat, vele mensen verplaatsen zich te voet. Ik loop langs lange massieve gebouwen. Betonrot is hier uitgevonden. De grond is kennelijk verzakt hier en daar, want het is niet vreemd hier dat een trap naar een grote voordeur pas een meter van de grond begint….. Uiteindelijk vind ik de kathedraal, hoewel op een andere plaats dan aangegeven op de kaart. Ondanks de klassieke bouw en het goede onderhoud, mist deze plaats de spiritualiteit van bijvoorbeeld Kishi.
Er is kennelijk een universiteit in de buurt, want er zijn veel jongelui op straat. Het valt mij op dat niemand opkijkt van een zichtbaar buitenlandse voorbijganger. De enkele keer dat ik de weg moet vragen wordt ik beleefd te woord gestaan. Ik kom via een ruime omweg weer op de Ploshad Marxa en via Lenina bij het station. Ik koop voor de volgende dag een treinkaartje teug naar St. Petersburg, dit keer een reis overdag, en met opzet in de goedkopere klasse. Voor de 8 uur durende reis betaal ik ongeveer 10 Euro. Ook nu weer wordt mijn paspoort doorgebladerd, en het ticket is op naam.
’s Avonds, na op mijn hotelkamer flitsen van een aantal Champions League wedstrijden gezien te hebben, ga ik erop uit een goed restaurant te zoeken. De eerste twee in de gids aangegeven restaurants blijken niet meer te bestaan, een derde sluit net voor mijn neus de deuren – om acht uur ’s avonds. “Rendez-Vous” is open, en het is er een drukte van belang. Langs de bar, en aan een serie kleine tafeltjes zit een overwegend jong publiek bier the drinken. De grote ruimte wordt verlicht door reprodukties van Parijse straatlantaarns, hetgeen een Europees decor schept. De eetzaal is een ruimte apart, met minder publiek. In een hoek zitten twee mooie jonge meisjes intensief te plukken aan een paar pukkelige vriendjes die het druk hebben met hun mobieltjes. Als ik hen zo zie, moet ik terugdenken aan de vele vrouwen met tassen, in de volkswijk waar ik vanmiddag doorliep. Het lijkt of de mooie flirtende meisjes bij het huwelijk zonder overgang veranderen in tobberige huisvrouwtjes. Het stemt mij mild hen zo vrolijk bezig te zien, terwijl de klok doortikt…. Tegenover mij twee heren in business pakken en zonnebrillen. Een vriendelijk meisje brengt mij een uitgebreide kaart. Het wordt свинина по швейцарки , de plaatselijke interpretatie van een Zwitsers varkenshaasje. Met een groot, goed glas bier een lekkere maaltijd. De rekening bedraagt nog geen 10 Euro. Als ik even later door de nu al verlaten straten naar mijn hotel loop, is Petrozavodsk al een vertrouwde plaats geworden. Een enkele auto raast door de lege brede straten. De mensen zijn thuis, doorgaans hoog in hun betonnen gebouwen, achter een stalen deur met sleutels van 20 cm…. Home sweet home.
De aankomst van de dagtrein uit Murmansk is een gebeurtenis in Petrozavodsk. Precies op tijd – om 10.45 de volgende morgen - komt de bijzonder lange trein langszij, want je kunt niet zeggen dat deze het station binnenkomt, daar dit bestaat uit een klein gebouw met aan weerszijden honderden meters perron. Overal staan groepjes mensen, wachtend op aankomende reizigers, of om vertrekkende reizigers uit te zwaaien. Een en twintig wagons tel ik en dat moet ook wel, want ik heb een plaatsje in wagon Nr. 21. Van de wagons die langzaam langs schuiven zijn de meeste gordijnen dicht. Achter enkele ramen staren slaperige gezichten naar buiten. Op de tafeltjes flessen en dozen. De trein is al 20 uur onderweg, en de interieurs van de wagons en coupés zijn veranderd in woningen, in eet- en slaapkamers. Het is de eerste keer dat ik klasse “wagon” reis, en hoewel het interieur totaal verschilt van de coupés die in ken van eerdere reizen, heeft ook hier de bureaucratie zijn werk gedaan, en tussen de wanorde van reizigers, bagage, etenswaren, dekens en kleding is ook hier mijn bank keurig onbezet. Er is een ruwe afscheiding gemaakt tussen ruimten waarin zich in totaal 5 bedden bevinden. Brede zitbanken of bedden, al naar gelang het gebruik, twee hoog, en aan de andere kant van het gangpad, in de lengte richting, nog één. Op de bank tegenover mij slaapt een dikke man in een trainingspak, snurkend met diepe halen. Op het tafeltje aan het raam staan flessen water en er liggen een paar lege verpakkingen. Op de bank in de lengte richting ligt een wat oudere man onder een deken, stil om zich heen te kijken. De banken boven mij zijn niet bezet en dus omhoog geklapt. Buiten, op het perron lopen mensen met bagage heen en weer. Groepjes staan bijeen. Er is een sfeer van vrolijke agitatie.
Als de trein zich langzaam in beweging zet, glijden de buitenwijken aan het raam voorbij. Fabrieken, opslagplaatsen, en een zagerij laten zien dat er veel activiteit is in en om Petrozavodsk. De gebouwen tonen de sporen van het barre klimaat. Een splinternieuwe loods staat als een fel gekleurde bloem op een veld vol sintels. De trein ratelt over een hoge brug over de rivier Lososinka, die klein en smal is maar diep in het terrein uitgesneden. In de verte ligt het Onega meer in een zilveren schittering, de horizon onzichtbaar.
De trein meerdert vaart, en het ritme van de wielen op de rails vindt zijn plaatsje tussen de andere geluiden in de wagon. Het snurken van mijn buurman, het huilen van een klein kind, het praten en lachen en het buiten voorbijtrekken van gele berkenbossen mengt zich tot een muziekstuk met beeld. Mijn bank is eigenlijk te breed om comfortabel te zitten, dus lig ik even later met het hoofd op mijn rugzak, een boek in hand, tevreden te wezen….
Mijn buurman wordt gewekt door een telefoontje. Deze uitgestrektheid wordt toch onzichtbaar bedekt door een telecommunicatienet. Alleen op Kishi was geen telefoon mogelijk, verder overal. Het duurt even voordat Pavel, want zo heet hij, de ogen weer achter de gaatjes heeft, maar even later zit hij, het telefoongesprek achter de rug, tegenover mij. Pavel is een veertiger, blijkt uit Kandalaksja te komen, en is onderweg naar St. Petersburg voor zijn werk, dat iets te maken heeft met computers. Kandalaksja ligt aan de spoorweg naar Murmansk, aan het begin van het Kola schiereiland. Het gesprek dat op gang komt nadat ik mij heb voorgesteld, verloopt traag maar met 20 woorden – 10 woorden Engels van hem en 10 woorden Russisch van mij, komen we een heel eind. De Oxford Travel Dictionnary Engels-Russisch en Russisch-Engels wordt veelvuldig geraadpleegd en beurtelings doorgegeven. Pavel is vriendelijk, en al gauw staat er een blikje “ Baltika” voor mijn neus. Hij vouwt een pakje open waaruit een keihard gedroogde vis komt, die hij schilfer voor schilfer met dikke handen met zwarte nagels uit elkaar peutert. Ik krijg schilfers aangeboden alsof het om zeldzame truffels gaat. De schilfers, die er zo dodelijk uitzien als asbest, blijken eetbaar te zijn. Even ermee roeren in het bier en dan op de tong verder laten weken. Dit hoort bij nader inzien tot de basisvaardigheden om in dit land te overleven…. Terwijl zijn thuishaven Kandalaksja bij mij beelden oproept van oneindige toendra’s en leegte, legt Pavel uit dat zijn vader van de drukte daar niets moet hebben, en een vissershut heeft aan de Witte Zee waar het pas ècht prettig toeven is. Er is niemand in de hele wereld die vis zó goed kan roken als vader Pavel, en ik moet volgens hem daar de volgende keer toch maar eens gaan kijken. Buiten schuift een eentonig landschap voorbij. Ik vroeg mij wel eens af waarom de gordijnen van de treinen doorgaans gesloten zijn. Welnu, er is gewoon niets te zien buiten, en een beetje Rus weet dat al lang. Het enige dat ik zie zijn bossen met dunne berkenstammetjes, een heel af en toe een datsja-achtig huisje dat schreeuwt om een likje verf. Hoewel, als het decor voor een operette, verschijnt opeens een klein dorpje, om een rond meertje, netjes in de verf met vrolijke kleuren. Een oude man in een roeibootje roeit rustig voort….. Vreemd beeld, dat dan ook weer snel opzij wordt geschoven voor de hoofdvoorstelling.
Af en toe gaan we een sigaretje roken op het rokers balkon, een koud, rammelend hok naast de deur naar de volgende wagon. Er staat altijd wel iemand. Zo staan wij even te roken en te praten met Zhenja en Sergey, militairen van de eenheid “Artilleria en Raketa” uit Murmansk. Zij zijn op weg naar St. Petersburg voor een verlof. Het zijn solide jongens van twintig. Jonge gezichten maar sterk en zichtbaar trots op dikke gespierde armen die, vol tatoeages, uit hun camouflage t-shirtjes steken. Er wordt in Rusland veel ophef gemaakt over mishandelingen die jonge rekruten ondergaan in het Russische leger. Hier zijn er twee waarmee in ieder geval de vloer niet vaak is aangeveegd. Zij blijken bij een anti-tank eenheid te dienen. Ik vraag mij af wèlke tanks men in de buurt van Murmanks wil tegenhouden. Ze zijn vriendelijk, en ik zie hen ook met andere reizigers vaak praatjes maken. Misschien een reflex van de doorsnee Rus, ieder uniform met respect te behandelen?
Pavel en ik blijven onze gedroogde КАПЧОНАЯ in het bier soppen en dat is weer wat anders dan een kaasstengeltje bij de Vat 69. Er komt politie voorbij. Zware mannen in zwarte uniformen die oplettend rondkijken. Als ze voorbij zijn legt Pavel uit dat men geen alcohol sterker dan 20% in het openbaar mag nuttigen. Anders…..: en hij maakt het gebaar van iemand die aan de handboeien wordt meegenomen……
Tijdens een van de rookpauzes komt een oud vet mannetje met een enorme gouden tand, die eruit ziet alsof de plaatselijke hoefsmid bezig is geweest, mij vragen of ik wel geproefd heb van de mooie Russisch vrouwen. De omstanders kijken belangstellend toe, maar ik maak een geintje over grootvaders en over de goede oude tijd en de opa met tand wordt een beetje gedold door het publiek. Er heerst een tijdelijke kameraadschap van hen die in het zelfde schuitje zitten, en de tijd vliegt voorbij.
Af en toe stopt de trein en blijft een kwartiertje staan op stations zoals Лодейное Поле. Er wordt gerookte vis verkocht, en ik ben blij iets terug te kunnen doen voor Pavel, die bijzonder vriendelijk en gul is. Ik koop een ОКУНЬ, een massieve gerookte baars, die even later roze en vettig op het tafeltjes tussen ons in ligt. Met de hand worden bijzonder smakelijke dikke brokken afgebroken en naar binnen gewerkt. Ik had voor de reis wat kruimelige broodjes en een fles water gekocht, maar dit smaakt uitstekend!!
Tegen de avond dendert de trein over de brede en zilveren Neva rivier. Wij naderen St. Petersburg. In het westen is de lucht oranje gekleurd, en een vreemd paarsig licht valt over de uitgestrektheid om ons heen. Hoewel wij vlak bij de wereldstad St. Petersburg zijn, ziet de streek er nog steeds verlaten uit. Het licht doet mij eraan denken dat wij – eind september – de laatste herinneringen aan de zomer zien. De herfst is kort, de winter is nabij.
In de wagon wordt druk opgeruimd, gepakt en opgevouwen. Bagage begint het gangpad te vullen. Pavel verkleedt zich, en het trainingspak maakt plaats voor het nette pak van de handelsreiziger. De eerste nieuwe wijken verschijnen aan de horizon. Nieuw, maar nog steeds bestaande uit immense woontorens met als concessie aan de nieuwe vrijheid wat kleuren en een zekere variatie van vormen.
Even later, precies op tijd, vaart de lange trein als een schip het station Ladoshkaya binnen. De vrolijke eensgezindheid van de wagon verdwijnt, en iedereen vindt weer zijn plaats in een andere wereld, die zich dringend en duwend richting uitgang en Metro begeeft.
Bronnen:
J.W.Bezemer; Een geschiedenis van Rusland
Anne Appelbaum; Gulag
Will Pryce; Architectuur in Hout
Leusden, 19 oktober 2006